Column bestuurder Erik Wissink
Pedagogisch grenzen stellen. Samen met ouders!
Recent zijn de resultaten van de PISA-enquête (een grootschalig internationaal onderwijsonderzoek) gepresenteerd. Uit de resultaten komt naar voren dat, weliswaar in het voortgezet onderwijs, Nederland onder gemiddeld presteert op het vlak van klassikale discipline. In West-Europa scoort alleen Frankrijk nog slechter. Er wordt zelfs gesproken over een “structurele gedragscrisis”.
Als je dit afzet tegen het feit dat een groot deel van onze verwijzingen naar het gespecialiseerd onderwijs te relateren is aan gedragsproblemen in combinatie met systeemproblematiek, dan is er sprake van een forse uitdaging.
Grenzen stellen in de opvoeding
Binnen het pedagogisch systeem waarin kinderen opgroeien, zien we een toenemende trend dat aan kinderen te weinig grenzen worden gesteld. Ouders hebben de neiging om conflicten met kinderen niet aan te gaan. Kinderen krijgen in een aantal gevallen volop de ruimte om hun eigen structuur te bepalen. Dat dit in een aantal gevallen al vroeg start, laat het volgende voorbeeld zien.
Een collega die net opa was geworden, wilde voor zijn kleinkind een Maxi-Cosi kopen. Hij vond er een op Marktplaats en wilde deze gaan ophalen. Tot zijn verbazing kon hij deze overkopen van een jong gezin met een baby van enkele maanden oud. Toen hij vroeg waarom de ouders deze al wilden verkopen, gaf de moeder aan dat het kind er niet in wilde liggen…
Een ander voorbeeld kwam van een andere collega die met een moeder en een jong kind op het schoolplein liep. Het kind, van ongeveer vier jaar, zat in een kinderwagen (!) en was een spelletje aan het doen op de telefoon. Terwijl het gezelschap de schooldeur naderde, zei de moeder tegen het kind: “Ik denk dat je zo van de juffrouw niet meer op je telefoon mag.”
Twee voorbeelden die getuigen van ouders die niet zelf het conflict aangaan. Natuurlijk worden er in veel gezinnen wel grenzen gesteld, maar het lijkt een toenemende trend te zijn dat ouders dit niet doen of hier onmachtig in zijn.
Wat betekent dit voor het onderwijs?
Eerst een gedachteoefening. Als je terugdenkt aan je favoriete leerkracht van vroeger, dan is de kans groot dat je aan die leerkracht denkt die je de benodigde aandacht gaf, vriendelijk was, maar ook duidelijke structuur bood. Je wist waar je aan toe was. Ik geloof heel erg in het adaptieve concept, verder ontwikkeld door professor Luc Stevens. Hij geeft aan dat: Ieder mens is gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie.
Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie (‘anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan autonomie (‘ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan competentie (‘ik geloof in en heb plezier in mijn eigen kunnen’), is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren. Wordt hier door opvoeders (ook leraren!) tekortgedaan, dan ontstaan voorspelbaar taakhoudings- en motivatieproblemen op school.
Autonomie met richting
Hieruit voortkomend heerst er in sommige onderwijsideeën de opvatting dat kinderen volledige vrijheid nodig hebben om zichzelf te ontplooien. Natuurlijk is autonomie belangrijk, maar autonomie zonder richting is stuurloosheid. Een leerling die constant de grenzen mag verkennen zonder ooit gecorrigeerd te worden, leert niet hoe de wereld buiten de school werkt. In de maatschappij gelden immers ook regels. De overgang van een grenzeloze school naar een gestructureerde samenleving kan dan pijnlijk zijn.
Daarnaast is het stellen van grenzen niet alleen belangrijk voor de klas als geheel, maar ook voor het individu. Wanneer een docent ingrijpt bij grensoverschrijdend gedrag, geeft hij of zij een signaal af: “Ik zie jou, en ik vind het belangrijk dat jij op een goede manier functioneert in deze groep.” Grenzen zijn dus geen vorm van onderdrukking, maar juist van erkenning. Ze laten zien dat de leraar om de leerling geeft en hem of haar serieus neemt. Toevallig ook weer een van de basisbehoeften binnen het adaptieve concept: relatie.
Grenzen als fundament voor groei
Grenzen stellen is in deze dan geen beperking van de vrijheid van de leerling, maar biedt een duidelijk kader waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen. Het is een voorwaarde voor groei.
Het onderwijs wordt in toenemende mate geconfronteerd met kinderen die niet gewend zijn dat er duidelijke grenzen worden gesteld, en met een duidelijk verschil in visie tussen ouder en school over op welke wijze er structuur dient te worden geboden. Dit kan weer een bron van conflict zijn tussen ouders en school. Complicerend is het ook dat binnen het onderwijs er sprake is van een stroming die uitgaat van maximale autonomie voor kinderen.
Samenwerking tussen ouders en school
Wellicht ben ik van de oude stempel, maar de uitdaging ligt voor mij echt in het ondersteunen van ouders in het pedagogisch grenzen stellen en de afstemming van het pedagogisch handelen tussen ouders en school. En laten we hier zo vroeg mogelijk mee beginnen, dus ook al in de voorschool of zo mogelijk nog vroeger.
Bert Wienen, auteur van het onderwijsboek van het jaar 2024, Van individueel naar inclusief onderwijs, stelt in zijn publicaties dat het onderwijs is overgenomen door de psychologen. Bovenstaande is een pleidooi om het onderwijs pedagogisch verder te versterken, te beginnen met gezamenlijk grenzen stellen. Ik weet zeker dat dit gedragsproblemen en diagnoses gaat verminderen.