Column bestuurder Erik Wissink

Inclusief onderwijs: de vlag uit, maar waar is de mast?

We kijken terug op een mooie en goedbezochte themabijeenkomst rondom inclusief onderwijs, waar we hebben gesteld dat we het in deze regio samen willen gaan doen. Dit ondanks dat de overheid de stevige eis om in 2035 inclusief onderwijs gerealiseerd te hebben heeft afgezwakt: de overheid streeft er nu naar dat alle scholen werken aan inclusief onderwijs. Met deze stellingname vermindert de overheid de druk om de ontwikkeling voortvarend in te zetten.

In de themabijeenkomst hebben we gezamenlijk nogmaals gesteld dat wij in deze regio samen met ketenpartners het verschil willen gaan maken in de ontwikkeling naar kansengelijkheid en inclusief onderwijs. Prachtig was het dan ook om het einde van de bijeenkomst daadwerkelijk de commitment van de aanwezige partners te krijgen om met elkaar de stappen te gaan zetten. Deze stappen gaan we nader formuleren in het nieuw op te stellen ondersteuningsplan. Een ondersteuningsplan dat nadrukkelijk het eigenaarschap bij de partners gaat leggen. Samen willen we verantwoordelijk zijn voor het hijsen van de inclusieve vlag.
Naast het feit dat de overheid het doel van inclusief onderwijs in 2035 heeft afgezwakt, moet me echter nog iets van het hart en dat zijn de bezuinigingen die voorgesteld worden door de overheid. In een eerdere column schreef ik al dat opvoeden verantwoord risico nemen is. Maar wat als de overheid het risico neemt om te bezuinigen op het fundament van kansengelijkheid? Dan wordt het wel heel spannend in het Nederlandse klaslokaal.

Inclusief onderwijs, het klinkt als een feestje waar iedereen welkom is. De overheid mikt op 2035: dan moet iedere school een plek zijn waar elk kind, ongeacht beperking of achtergrond, zich kan ontwikkelen tussen zijn of haar buurtgenoten. Een prachtig ideaal, stevig verankerd in internationale verdragen en nationale ambities. Maar een ideaal moet je voeden, niet uithongeren.

Scholen in kwetsbare wijken krijgen straks minder middelen om kinderen met een achterstand te ondersteunen. Het budget voor achterstandsbeleid krimpt in enkele jaren van 300 naar 200 miljoen euro. Met 182 euro per leerling kun je in 2030 simpelweg minder dan in 2024, terwijl de uitdagingen alleen maar groter worden.

Het resultaat? Klassen worden voller, de aandacht voor de individuele leerling minder. De kans dat een kind met een taalachterstand die achterstand inloopt, wordt kleiner. Sociale mobiliteit, ooit de trots van het Nederlandse onderwijs, krijgt een knauw. We verwachten we dat leraren, intern begeleiders en zorgcoördinatoren het onmogelijke mogelijk maken: inclusief onderwijs realiseren zonder de middelen die daarvoor nodig zijn. We vragen dan wel heel veel van de motivatie van de professional.

Het is als het lopen van een marathon op een dieet van droog brood. Bezuinigen op achterstandsbeleid in de aanloop naar inclusief onderwijs? Dat is geen verantwoord risico. Dat is de brug optrekken terwijl de kinderen nog op de oever staan, terwijl we juist willen dat ieder kind, samen met de vriendjes en de vriendinnetjes uit de buurt, de oversteek kan gaan maken.
Dus ja, de vlag kan uit voor inclusief onderwijs. Maar wie zorgt er voor de mast?

Ik hoop dat de overheid tot inkeer komt voor wat betreft de bezuinigingen op onderwijskansen. Gezien alle ontwikkelingen en het na te streven ideaal dienen we juist extra te investeren in het fundament onder onze toekomst: de kinderen.

In het licht van het schaarser worden van de middelen, is het van levensbelang dat we de handen ineenslaan met partners in de regio. Want inclusief onderwijs is geen soloproject van het onderwijs alleen. Het vraagt om een stevig netwerk van jeugdzorg, welzijnswerk, gemeenten, kinderopvang en zelfs sportverenigingen. Samen kunnen zij de vangnetten spannen die kinderen nodig hebben om niet door de mazen te vallen.

In de praktijk betekent dat: korte lijnen tussen intern begeleiders en jeugdconsulenten, gezamenlijke trainingen, en regionale afspraken over wie wat doet als het mis dreigt te gaan. Geen eilandjes, maar een archipel van betrokkenheid. Want als de overheid de mast niet levert, zullen we hem samen moeten timmeren—met alle ketenpartners in de regio. Alleen zo blijft de vlag van inclusief onderwijs wapperen, ook als de wind van bezuinigingen aanwakkert.

Inclusief onderwijs vraagt om samenwerking, lef én solidariteit. Laten we die mast samen overeind houden. Mede om deze reden ben ik er trots op om in deze regio te mogen werken waarin we samen de commitment hebben uitgesproken om het samen te gaan DOEN!